De onderwijscultuur is het probleem. Studenten die niet al ongemotiveerd de universiteit binnen stapten, raken dat vanzelf, schrijft Tycho Wassenaar.
Maartje ter Horst kaart in 'De harde waarheid: er zijn veel en veel te veel studenten' terecht aan dat de onderwijskwaliteit van het Nederlandse universitaire onderwijs hoognodig aan verbetering toe is. Zij stelt dat de explosieve toename van het aantal studenten het universitaire onderwijs heeft uitgehold. 'De kwaliteit holt achteruit en de diploma-inflatie rukt op', concludeert ze spraakmakend.
Het is verfrissend en hoopgevend dat er eindelijk een studente opstaat die de aandacht vestigt op onderwijskwaliteit. Al gaat de conclusie dat het Nederlandse onderwijs tot het slechtste van Europa behoort volledig voorbij aan de realiteit. In de rest van Europa is het vaak vele malen slechter. In haar prijzenswaardige overtuiging schiet Ter Horst door en lijkt zij zelf kwantiteit boven kwaliteit te plaatsen. Want een groot aantal studenten hoeft in principe niet problematisch te zijn. Als de onderwijskwaliteit goed genoeg is, wordt het kaf vanzelf van de koren gescheiden. Helaas is dat meestal niet het geval.
De redenering dat een groter aantal studenten leidt tot uitholling van het onderwijs is iets te simpel. Het samenspel van studentenaantal, docententijd en onderwijskwaliteit ligt veel complexer. Ten eerste omdat trends in landelijke gemiddelden vaak weinig zeggen over de situaties bij specifieke opleidingen of vakken. Ten tweede omdat docenten vaak veel meer uren aan hun onderwijs besteden dan dat zij daar officieel voor krijgen. Berekeningen op basis van fte's zijn dus te veel een papieren werkelijkheid. En tot slot omdat universitair onderwijs zich (te veel) kenmerkt door zelfstudie.
Ter Horst overschat de rol van het aantal studenten en onderschat die van docenten binnen de gangbare onderwijsvormen. Het gaat niet alleen om de hoeveelheden. Er zijn andere problemen die leiden tot kwalitatief slecht onderwijs.
Te weinig uitdaagt en stimuleert
Wat gebeurt er met die grote aantallen studenten in de eerste weken van hun studie? Na een feestelijke introductie komen ze meestal terecht in een onderwijsomgeving die hen structureel te weinig uitdaagt en stimuleert. Vooral in de alfa- en gamma- bacheloropleidingen (studies als psychologie, rechten, communicatie of bedrijfskunde) bestaat dit probleem. Studenten merken vliegensvlug hoe ze naast de weinige contacturen (hoogstens zes per vak per week) met een paar dagen blokken een tentamen kunnen halen of een voldoende paper kunnen schrijven. De studielast en de moeilijkheidsgraad van de eerste weken zet de toon voor het studiegedrag in de rest van de bachelorfase. Vaak schudt de eindscriptie studenten pas weer wakker.
De massa studeert niet vanuit een intrinsiek verlangen naar academische ontplooiing of vanuit een fascinatie voor een vakgebied. Veel studenten gaan studeren omdat de omgeving dat verwacht. Studeren is te vanzelfsprekend. De vraag is niet óf je gaat studeren, maar wát je gaat studeren. Veel scholieren weten niet goed hoe ze moeten kiezen, laat staan wat ze moeten kiezen. Toch eindigen ze bij een universitaire studie, die daar de dupe van is.
Omdat veel studenten niet studeren vanuit een intrinsieke motivatie, zijn ze alleen gevoelig voor extrinsieke prikkels. Het studiegedrag is doelgericht en rationeel. Er wordt meestal pas iets gedaan omdat er iets belangrijks vanaf hangt: een cijfer, of in het verlengde daarvan, een bindend studie advies. Veel studenten lezen geen studieboek omdat ze benieuwd zijn naar de inhoud; als het even kan lezen ze het niet. Een hoorcollege biedt vaak een prima overzicht en voor meer achtergrond of verdieping is nauwelijks animo.
Te veel ongemotiveerde studenten
Er zijn inderdaad te veel studenten. Te veel ongemotiveerde studenten welteverstaan. Een gebrek aan stimulerend en uitdagend onderwijs versterkt deze houding, maar tegelijkertijd leidt die houding ook tot zwakker onderwijs. De onderwijskwaliteit bevindt zich in een impasse.
De onderwijscultuur is het probleem: de juiste combinatie van onderwijskwaliteit (uitdagend en stimulerend) en studenten (gemotiveerd) is eigenlijk alleen te vinden bij selectieve opleidingen. De overige alfa- en gamma-opleidingen stellen vaak minimale eisen waar studenten veel te gemakkelijk aan kunnen voldoen. Studenten worden daarom onvoldoende uitgedaagd en zij die niet al ongemotiveerd de universiteit binnenstapten, raken dat vanzelf. Vaak zoeken zij de echte uitdaging buiten hun studie.
Dit alles leidt tot een alarmerende conclusie die veel studenten delen: universitaire opleidingen stellen simpelweg veel te vaak veel te weinig voor.
Doorslenteren
Universiteiten en de minister lijken echter nauwelijks te beseffen hoe gemakkelijk massa's studenten opleidingen doorslenteren. Het chronisch tekort aan echt goed onderwijs wordt zelden erkend. Pas nadat onderwijskeurmeester NVAO aan de bel trekt, wordt er echt actie ondernomen.
In het hoofdlijnenakkoord tussen universiteiten en kabinet - ook wel bekend als het handboek perverse prikkels - wordt vooral ingezet op een beter rendement en op minder uitval. Het is daarom voor universiteiten financieel aantrekkelijk als veel studenten snel afstuderen.
Beleidsmakers missen de urgentie die de noodzakelijke veranderingen in het beleid eigenlijk zouden moeten sturen: uitdagend en stimulerend onderwijs. Te hoge studentenaantallen verdwijnen dan vanzelf.
Het is tijd voor een brede discussie over de fundamentele kwaliteit van het Nederlandse universitaire alfa- en gamma-onderwijs.
Tycho Wassenaar is student aan de Universiteit Utrecht.